Leo was sinds kort in de Adbij van Egmond. Al de gebouwen zaggen er prachtig uit, waar hij erg van onder de indruk was. De ornamenten en standbeelden vond je werkelijk overal in een van de gebouwen. Terwijl hij in een van de gangen liep kwam hij uit in de kerk van de abdij. Sint-Pauloskerk stond er sierlijk boven de ingang. Met grote eerbied liep hij naar binnen, waar weinig mensen te vinden waren. De stilte was alles behalve eng. Het gaf een rust die je vanaf de ingang toestroomde.
In stilte nam hij plaats voor het grote kruis van de allerheiligste Jah die hem zoveel kracht gegeven had in zijn leven. De reis van Spanje naar hier, het vinden van familie en het opkrabbelen en functie in Holland doen die het Graafschap hielpen. Met een glimlach dacht hij terug aan die tijd.
Hij sloot zijn handen en bad tot Jah. Hij dankte Zijn grote waardigheid. De kracht die Hij hem gaf. Zijn gebed duurde langer dan verwacht. Hij zat minstens een half uur stilt te bidden voor het altaar alvoor hij terug liep.